homehomehomehomehomefotosteksten en akkoordenhomelinkscontact
  

Als jij het niet meer weet
in het donker van je hoofd
ze laten weinig heel
van waar je in gelooft
hoe de tijd ook raast
we moeten erdoorheen
als jij het niet meer weet
je bent niet alleen


Hou me vast



Liedjes van hallo en tot ziens
21 mei 1999 - Volkskrant

Voor Huub van der Lubbe was 'Kom van dat dak af' van Peter Koelewijn het begin van alles. Koelewijn zelf (ook auteur van "Ik heb een jip-jip op mijn lip-lip') meent dat de Nederlandstalige popmuziek met 'Het Land van Maas en Waal' voor het eerst diepgang kreeg. Marco Borsato breekt een lans voor oprechtheid, terwijl Thomas Acda onverwacht hulde brengt aan Gerard Cox en Paul de Leeuw tekeer gaat over 'een stukje extra omzet'. Ter afsluiting van de serie Binnenband, voorheen elke maandag in de Volkskrant, zitten ze met z'n vijven in een bootje rond de tafel, en bespreken ze de grillen van het Hollandse hitwezen.

ZELF KAN PETER KOELEWIJN nu ook wel lachen om zijn jaren zestig-teksten ('Als je die platen bij elkaar zou horen, zeg je: die gozer is gestoord'). Thomas Acda gelooft nog steeds niet wat hem allemaal overkomt. Huub van der Lubbe neemt zijn petje af voor Marco Borsato. En die had van Paul de Leeuw nóóit die zak chips van dat ouwe vrouwtje mogen jatten ('Daarna ging het he-le-maal mis')

Een discussie over Nederlandstalige muziek, aan boord van een oude salonboot. Een tochtje over de Amstel. Hoe Hollands. Een onderonsje, een dat-moeten-we-vaker-doen-jongens-gesprek, met kritiek en lof over en weer. Alles ter meerdere eer en glorie van de Nederlandstalige muziek. Op zoek naar een verklaring voor de hausse die het succes van Doe Maar in de jaren tachtig doet verbleken. Van der Lubbe: "Het is eigenlijk iets van de laatste drie jaar, de echte megasuccessen."

Koelewijn: "Dat ben ik niet met je eens. Rob de Nijs heeft megasuccessen gehad, en Boudewijn de Groot."
Van der Lubbe: "Nederlandstalige muziek is jarenlang een klein fragment van de popmuziek geweest. Doe Maar was een opleving. Nu, sinds drie, vier jaar, gaat iedereen weer Nederlandstalig zingen."
Borsato: "Het is een uitzondering."
Koelewijn: "De verkoopaantallen zijn uniek. Maar ook Anneke Grönloh heeft honderdduizend platen verkocht. Willeke Alberti, Conny Vandenbosch, en zo kunnen we nog wel een hele waslijst opnoemen."
Borsato: "Over het geheel loopt de platenverkoop sterk terug."
Acda: "Misschien is het een reactie op het openen van de grenzen. Toen dacht iedereen: alles wordt verengelst, het Nederlands gaat verloren."
Van der Lubbe: "Precies. Dat denk ik ook."
Acda: "De reactie is nu precies andersom. Iedereen wil zijn oude taal houden."
Van der Lubbe: "Je ziet ook gevaarlijker kanten."
De Leeuw: "Behalve bij het Nationaal Songfestival. Daar is alles Engels."

Nederlandstalig - het hoe en waarom, van vijf sterren door de jaren heen. De aartsvader van de nederpop Peter Koelewijn, nu voltijds producer van bijvoorbeeld Grant & Forsythe en Helmut Lotti, die altijd 'mocht blijven rijmelarijen' omdat Kom van dat dak af zo'n succes was: "Nederlands- of Engelstalig maakt niet zoveel uit. Het moet klinken zoals de tijd vraagt dat het klinkt."
Huub van der Lubbe, de zanger van de Dijk, die een jaar lang dingen zelf doet en nu op 'schaduwplekken' als bibliotheken optreedt voor mensen die een boek lezen": "Het moet op een organische manier. Dat een liedje in je opkomt in plaats van, godverdomme, ik moet volgende week een liedje afhebben."

De schatbewaarder van het Nederlandse lied Paul de Leeuw, die vaak Nederlandse artiesten in zijn programma haalt, en heus niet alleen omdat Michael Jackson tóch niet komt: "Het zou jammer zijn als de jongeren de mooie oude liedjes niet meer kennen. Misschien is dat wel een beetje een missie. Onder de bomen van het plein van André Hazes: dat nummer kennen mensen gewoon niet meer"

Het kassucces Marco Borsato, die beseft dat hij wordt geleefd en minder op zoek is naar 'dat massale': "Het succes moet niet bepalen wat je bent. Je moet het niet koste wat kost willen vasthouden. Het is niet de vraag of het gaat gebeuren, want het gaat gebeuren: er komt een nieuwe Marco." En Thomas Acda, die blij is het talent van kompaan Paul de Munnik te mogen meebeleven en op hun eerste album exact 64 fouten heeft geteld: "Met goed zingen alleen maak je geen goede plaat."

ZE KENNEN ELKAAR, JAWEL, maar laten we alsjeblieft niet doen alsof ze dagelijks bij elkaar over de vloer komen. Koelewijn ("Hebben de andere jongens het al over de gage gehad?") wijst op Van der Lubbe en Acda en zegt: "Die twee heb ik bijvoorbeeld nog nooit gezien, ik bedoel echt ontmoet, met een gesprek en zo." Elkaars werk kennen ze des te beter. Acda: "Zoveel ik kan van De Dijk. Toen ik dat hoorde, dacht ik: het moet dus in het Nederlands. Vier regels van dat liedje sloegen zo op mij, dat had ik zelf in dertig regels nog niet voor mekaar gekregen. 'Er is zoveel te doen lief/En het gaat maar door/En niks wil ik missen/ Want daar is het toch voor': dat is voor mij ongeveer waar de Nederlandse popmuziek begint."

Van der Lubbe: "Ik weet het nog precies, 1960, ik was zeven, een zolderkamertje in Amsterdam-west, Kom van dat dak af. Ik denk: wat zingt ie nou? Wat is nou een bordes? Een balkon, dat kenden we wel, drie hoog. Je had bijna visioenen van de buurvrouw." Koelewijn: "Ik wist zelf niet eens wat dat was, een bordes, maar het rijmde ergens op." Van der Lubbe: "Hij zal het wel weten, denk je dan. Die buurvrouw moet daar bloot hebben gestaan."
Koelewijn: "Ik heb er nooit zo over nagedacht." De Leeuw: "Alleen Paleis Soestdijk had een bordes."
Van der Lubbe: "Peter Koelewijn heeft de link gelegd tussen het Nederlands en de rock 'n' roll, in een soort oervorm. Dat is zijn grote verdienste. Hij was, voorzover ik het kan inschatten, de eerste die het begrip bandje introduceerde. Het idee dat je een bandje kon zijn met een stel vrienden, met potten en pannen, en dan maar hengsten. En dat je dan ook nog eens een plaat mocht maken."
Koelewijn: "Ik schreef al heel snel Nederlandse nummers. Dat begon in de jaren vijftig, de tijd van de cowboyliedjes. Tijdens schoolreisjes zat ik voorin de bus met een microfoon limericks te maken over actuele dingen. Zat iedereen leuk te doen, was ik aan het bedenken wat ik nu weer voor liedje zou zingen. Als ik ging kamperen, nam ik altijd een gitaar mee. Triest eigenlijk. Was ik bij het kampvuur gitaar aan het spelen terwijl de andere boys achter de meiden aan zaten. Tegen de tijd dat ik klaar was, waren de meiden al weg."
Acda: "Na drie uur een nieuwe snaar erop. Dan is iedereen al zwanger."
Koelewijn: "Later maakte ik die plaat gewoon. Kom van dat dak af was meteen zo'n joekel, de platenmaatschappij vond alles goed wat ik daarna deed. We hebben nog wel een paar aardige liedjes opgenomen, maar ook een heleboel shit. Ik heb een jip-jip op mijn lip-lip, en dat soort rare kreten. Ik wist van gekkigheid niet meer wat ik moest bedenken." Acda: "Ik vind 'm wel goed, eigenlijk."
Koelewijn: "Dat is een discussie die ik al veertig jaar voer. Het is niet te omschrijven wat een hit is. Dat komt ergens vandaan en alleen achteraf weet je waarom. Als je een plaat maakt, weet je nooit wat ie zal doen. Wie had nou kunnen bedenken dat Busje komt zo een absolute kraker zou zijn?" Van der Lubbe: "Aaaah, hij was slap genoeg om nummer 1 te kunnen worden. Je kunt toch wel het onderscheid maken tussen novelty's, geintjes en serieuze platen?"
Borsato: "We kennen allemaal de ingrediënten die de kans op een hit vergroten. Zo denkt een platenmaatschappij toch ook? Van: die vrouw ziet er goed uit, daar doen we dat-en-dat liedje bij. Op die manier komen heel veel dingen tot stand. En ik denk dat de mensen aan deze tafel zich onderscheiden doordat ze dingen gedaan hebben waarvan ze juist zelf het gevoel hadden dat het oké was, dingen die niet van tevoren zijn bedacht. Dan heb je een langer leven, denk ik."
Acda: "Toen ons eerste album op 1 stond, hadden we de tweede plaat af. Zei onze platenmaatschappij dat het wel een beetje stom zou zijn om juist op dat moment een nieuwe cd uit te brengen. Maar wij zeiden: "Hij is af, breng maar uit, wij gaan het theater weer in." Ze vonden het 't stomste wat ze ooit hadden gehoord."
De Leeuw: "De platenwereld is de meest stompzinnige wereld die ik ken. Ik begrijp ook nooit waarom een plaat nou per se in oktober moet verschijnen. De Platentiendaagse, zeggen ze dan. Dan verkoop je goed. Dan geef je een extra stukje omzet, een stukje management, een stukje klandizie. Dan denk ik: ja, een stukje shit."
Borsato: "Ik doe effe niks, heb ik dit jaar gezegd. Ik moet even terug naar mezelf, ik drijf weg van wat ik eigenlijk bedoel. We werken niet onder de druk van een platenmaatschappij die zegt dat er zo nodig weer iets uitgebracht moet worden. Er komt pas een nieuw album als wij denken dat het af is, niet omdat het goed uitkomt voor de marketingcampagne."
Van der Lubbe: "Wij spelen nu een jaartje niet, maar mag het, na achttien jaar? Het werd een beetje een keurslijf. Dat stoorde me bij het schrijven van de nummers. Dat je weet: een nummer van De Dijk ziet er ongeveer zo-en-zo uit. Ik dacht dat we misschien anders zouden gaan schrijven als we er een jaar tussenuit zouden gaan. En dat gebeurt nu dus ook. Op dinsdagavond heb ik al jaren een vriendenclubje, met de jongens van de Izzy's. Na twaalven bespraken we altijd de afgelopen week: goh, wat heb jij gedaan? Sinds het begin van het jaar doen we op rijm verslag van de week. Op een gegeven moment werden dat sonnetten. Zaten we daar als kinderen te schrijven: "Heb jij al wat? Wat doe jij?" Dat is zo geweldig. Ik schrijf nu dus sonnetten." Borsato: "Wij gaan bij elkaar zitten: waar wil ik iets over zeggen, hoe zullen we dat doen? Ik krijg bijna nooit een kant en klaar liedje inclusief tekst. Zo van: hier heb je het, zing het maar. Soms lees ik een zin die ik zelf nooit zo gezegd zou kunnen hebben: te theatraal, te plat. Soms merk je dat pas als je het aan het inzingen bent. Een nummer wordt pas van jezelf als je het vaker zingt."
De Leeuw: "Ik heb altijd zelf ook wel teksten gemaakt, maar die zijn helemaal niet zo goed." Koelewijn: "Ik vind dat jij best goeie teksten schrijft. Je onderschat jezelf." De Leeuw: "Maar het ontstijgt nooit een bepaald niveau." Koelewijn: "Voor jezelf misschien niet, maar voor anderen wel." De Leeuw: "Als ik mijn oude cd's terugluister, denk ik: waarom heeft niemand gezegd: Paul, dat moet je niet doen." Van der Lubbe: "Jouw probleem is dat je te handig bent. Je bent zó handig. Iemand moet die handigheid eruithalen. Jij redt je overal uit, dat is je makke. Dat vind ik moeilijk als ik jou hoor zingen: het wordt nergens waar, echt wáár, weet je wel. Juist daar vind ik muziek interessant worden." De Leeuw: "Ik hoor wel eens verhalen over collega's die een kaarsje aansteken en zesenhalf uur op een nummer gaan zitten. Ik kan dat niet." Koelewijn: "Wat een gelul is dat toch ook." De Leeuw: "Ik kan dat niet. Ik kom binnen, net uit de auto, net een telefoongesprek gehad, dan moet ik even snel drie nummertjes doen, en dan ga ik weer door. Dat is niet goed."
Acda: "Iedereen heeft zijn eigen manier, dat maakt niet uit. Je kunt het nog zo mooi zingen, maar dan hoeft het nog niet goed te zijn." De Leeuw: "Het gaat er niet om of je mooi zingt. Je moet wéten wat je zingt." Koelewijn: "Ik zit met verbazing te luisteren. Elvis kwam soms de studio binnen en dan stond ie na vijf minuten weer buiten. Dat zijn allemaal wereldhits geworden! Waar lullen we nou over?" Acda: "Paul is verplicht het goed te zingen omdat hij het kán. Dan mag je niet zomaar effe een nummertje wegknallen." De Leeuw: "Bezieling. Het gaat om bezieling." Koelewijn: "Als je er een uur langer over doet, zit er niet ineens meer bezieling in." De Leeuw: "Live is het anders, dan voel ik er iets bij. In de studio komen de broodjes rosbief binnen, kopje koffie, telefoontje van Wieteke van Dort die ook een nieuwe cd wil hebben." Borsato: "Ik vind dat je er altijd voor moet gaan. Als je klaar bent in de studio, moet je het gevoel hebben: dit is het beste wat ik nu kan maken. Ik vind een liedje ook nooit af. Het heeft met je eigen gemoedstoestand te maken. Het ene moment ben je beter in staat de emotie van A naar B te brengen dan het volgende moment. Daarom is zingen in een studio ook zo moeilijk, Ik heb het meegemaakt: er staat een studio klaar voor tweeënhalfduizend gulden per dag, er staat een batterij mensen klaar, maar ik héb het niet. Ik heb niet het gevoel." Koelewijn: "Dat wil niet zeggen dat je het niet goed gedaan zou kunnen hebben. Ik heb te vaak artiesten gehoord die een song op de plaat hebben gezet, hartstikke goed, en die het dan later nog eens doen om te laten horen wat ze nou allemaal in hun mars hebben. Een hoop eromheen fietsen, en al die ellende. Een ramp vind ik dat." Borsato: "Dat is wat anders. Je kunt Paul wel op z'n lazer geven zodat hij dat puntje net iets strakker op de i krijgt, maar ik weet niet of je daarmee later een betere plaat hebt."
Acda: "Van Huub heb ik geleerd dat een tekst pas af is als je niet meer te pakken bent op twee lelijke zinnen. Als je het goed gezongen hebt, hoef je naderhand nooit een excuus te verzinnen waarom het zo op de plaat staat. Dat scheelt een hoop ballast. Paul had tevredener kunnen zijn als hij in de studio niet naar die broodjes rosbief had gekeken die voorbijkwamen." Dat Paul de Leeuw zich aangetrokken voelt tot Nederlandstalig repertoire, dankt hij louter aan de Nederlandse Artiestenrevue - vroeger op de radio, op zondagmiddag. "Daar luisterde ik altijd naar, dus de teksten ken ik een beetje. Als ik zing, rommel ik wat aan." Koelewijn: "Maar je kent ook liedjes van ver voor je tijd." De Leeuw: "Ja, maar ik had echt altijd de radio aan. Ik had niet zo'n sportieve jeugd. Nooit eigen platen draaien, altijd die radio aan. Met Willem Duys ook, die heel veel aandacht aan Nederlandstalig besteedde. Ik vind het belangrijk dat dat doorgaat. En meezingen is niet verboden in dit land. Met dat idee ben ik destijds ook begonnen aan De schreeuw van De Leeuw. Ik vind het nog steeds leuk als oude liedjes opnieuw worden gezongen." Koelewijn: "Ik denk dat jij ook hartstikke gezellig zou zijn op een feestje." De Leeuw: "Wie, ikke?" Koelewijn: "Jazeker." De Leeuw: "Ik wil alleen maar dat mensen gaan meezingen. Bij het leukste concert dat ik ooit heb gegeven, ging ik na de pauze duetten doen met mensen uit de zaal. Moet je blijven doen, zeiden ze, dat kun je jaren volhouden, daar ben je goed in. Ik kan het ook wel, maar waarom doe ik dat? Ja, huur me in op een feestje en het is geheid een succes. Ik hou op een gegeven moment mijn mond dicht, en zij zingen wel door." Van der Lubbe: "Maar dat is eigenlijk niet zo moeilijk." De Leeuw: "Onderschat het niet. Maar het geeft geen voldoening." Van der Lubbe: "Nee, en dat is toch jammer?" De Leeuw: "Als Renault me nodig heeft en het betaalt goed, wil ik best de nar uithangen. Je laat je goed betalen en je doet heel weinig. Dat maakt het zo leuk. je voelt je altijd weer een hoer." Borsato: "Maar op een gegeven moment gaat het niet meer om het geld, om het succes. Dan wil je wat dieper, dan wil je iets maken wat van jezelf is. En of dat dan verkoopt, ja, fuck it, weet je." De Leeuw: "Weet je wie dat helemaal goed kan, zingen op een feestje? Gerard Cox. Die kent al die teksten." Acda: "We moesten op het 75-jarig bestaan van Wim Ibo spelen, en Gerard Cox kwam ook. Dachten wij: Gerard Cox? Dat wordt dus even plassen, en zo. Maar die man, die kan dus inderdaad fantastisch zingen. Onze generatie, de mensen die van de kleinkunstacademie en van de toneelschool komen, die weet dat niet meer. Vroeger draaide ik op zondagochtend één plaat van Cox, de Airport Song, dat vond ik zo mooi. Ken je dat?" Zingt: "Zittend op de luchthaven, pom pom pom, ik zou vertrekken in de ochtend." Van der Lubbe: "Die is van Peter." Koelewijn: "Ja, da's KL 204. Heeft Paul ook nog opgenomen." De Leeuw: "Had ik nooit moeten doen." Koelewijn: "Wat is dat nou voor gelul?" Acda (onverdroten doorzingend): "Ik zou vertrekken in de ochtend..." De Leeuw: "Die KL 204, daar moet je gewoon niet aanzitten."
Borsato: "Een bepaald liedje past bij een bepaalde stemming. Bloedend hart van De Dijk is uniek. Dat is iets, dat zegt iets." Koelewijn: "Vluchten kan niet meer. Oud en nog steeds actueel. Fantastische song." Van der Lubbe: "Arme jongen, van Gorki. Zo'n nummer dat alles in het midden houdt. "Als je wilt/wil je gaan/ga toch niet/alsjeblieft/lief konijn/hartediefie/blijf bij mij." Zoiets. Het is de simpelheid zelve, elke keer als ik het hoor, zit ik bijna te janken." Acda: "Dat heb ik met Anniek van Maarten van Roozendaal. Over iemand wiens kind doodgeboren is. Toen hij het in de Kleine Komedie speelde, moest ik voor het eerst sinds jaren echt huilen van een nummer. Dat heb ik niet gauw, toch." De Leeuw: "Ik ben zo ongeveer opgegroeid met Kalverliefde van Robert Long. Dat deed me aan mezelf denken. Hij was echt een goeroe voor mij."

Voor Peter Koelewijn is het duidelijk: pas met Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh is er diepgang in de Nederlandstalige popmuziek gekomen. Zij zijn, zegt hij, "de grootsten die er in Nederland ooit geweest zijn". De mannen aan tafel staan op hun schouders - nu ja, een beetje. Koelewijn: "Je kunt natuurlijk niks vergelijken, maar de combinatie van Boudewijn, een troubadour die popmuziek met zich meebracht, en Lennaert, met zijn dichterlijke invloeden: dat was toch de allereerste keer dat ik zoiets hoorde. Het Land van Maas en Waal, dat is toch gewoon een schilderij van Brueghel. In het cabaret werden wel goede teksten gemaakt, ook veertig jaar geleden al, maar dan was het cabaret van een man met een piano en een melodielijn die absoluut niet te pruimen was. De tekst oké, de rest niks. Boudewijn en Lennaert zijn begonnen daar een geheel van te maken." Borsato: "Zo is er een trap, een aaneenschakeling van mensen en momenten. Er zijn ook dingen van Rob de Nijs die prachtig zijn, van Stef Bos, van Doe Maar. En nu Nederlandstalige muziek weer goed verkocht wordt, durven platenmaatschappijen er ook weer in te investeren. Die hadden allemaal hun Nederlandse stal de deur uit gedaan, en ineens was het: schrijf effe een liedje met hallo en tot ziens, en nu staan de studio's weer vol met Nederlandse dingen." Koelewijn: "Heb je er wel eens aan gedacht zelf iets te schrijven?" Borsato: "Ik heb dat geprobeerd, in het Italiaans, en dat waren niet de meest succesvolle platen, zeg maar." De Leeuw: "Waarom zou je het zelf doen als anderen het beter kunnen?" Borsato: "Precies. Als ik het gevoel het zelf beter te kunnen, had ik het daan. Ik kan het gewoon beter vertellen, een idee aandragen, en dan maakt een ander er wat van. Ik vind het jammer dat ik geen muziek kan schrijven en, laten we zeggen, nóg geen goede teksten. Ik probeer het wel stiekem, maar ik vind het nooit goed genoeg." Koelewijn: "Ik heb zelf ook wel zitten ploeteren, om iets te bedenken wat nog niet is bedacht. Ik schrijf nogal gauw teksten met een heel verhaal. Maar die eerste zin, de kapstok, als je die eenmaal hebt, gaat de rest vanzelf. Als ik het zinnetje "Het regent zonnestralen" had bedacht, zou ik daar een prachtige song van hebben gemaakt. Maar ik heb het niet bedacht." Van der Lubbe: "Ik was stomverbaasd dat Niet of nooit geweest van Acda & De Munnik het zo goed deed." Acda: "Veel te moeilijke tekst." Van der Lubbe: "Iemand zit op het strand, naast zijn vriendin, en die vraagt zich vervolgens af: ben ik het nou wel of niet die hier zit, want eigenlijk kan ik het niet zijn." Acda: "Het is nog ingewikkelder." Van der Lubbe: "O, ik heb nog een laag gemist ook." Acda: "Dat heb ik van jou geleerd, al die lagen. Het is een jongen die op het strand zit met een vriendin, maar het is niet zijn vrouw. En hij zet zich daarbuiten, kijkt naar die twee mensen, en zegt tegen zichzelf: als ik dat dus ben, die jongen, dan ben ik al die jaren mezelf niet geweest, want dan heb ik mezelf iets voorgehouden wat ik niet was. En als ik dat niet heb, ben ik het gelukkig wel, maar dan zit ik nu dus iets fouts te doen." Van der Lubbe (lachend): "Kuttekst!" De Leeuw: "Maar het maakt ook uit door wie het gezongen wordt. Ik krijg een enorm Tienertoer-gevoel als ik jullie samen zie staan, in korte broek. Jullie gaan lekker interrailen, en wij gaan lekker mee." Borsato: "Het is een ontzettend lekkere melodie, maar als je een hit zou bedènken, zou je het niet zó doen. Dat is het bijzondere: het laat zich niet uitleggen."

Geschreven door: Eric van den Berg en Henrico Prins


















Algemeen Dagblad
Sterren schaatsen voor goede doel



















   2020
   2019
   2018
   2017
   2014
   2013
   2012
   2011
   2010
   2009
   2008
   2007
   2006
   2005
   2004
   2003
   2002
   2001
   2000
   1999
   1998
   1997
   1996
   1995
   1994
   1993
   1992
   1991
   1989
   1986
   1984
   1982