homehomehomehomehomefotosteksten en akkoordenhomelinkscontact
  

Als jij het niet meer weet
in het donker van je hoofd
ze laten weinig heel
van waar je in gelooft
hoe de tijd ook raast
we moeten erdoorheen
als jij het niet meer weet
je bent niet alleen


Hou me vast



Huub van der Lubbe
01 november 2000 - Penthouse

HUUB VAN DER LUBBE "Binnen Zonder Kloppen gaat inderdaad over een andere vrouw, die plots mijn leven binnenstapte. En er net zo plots weer uit verdween. Een affaire zonder nare nasmaak. Ook voor mijn vrouw niet. Al is 't alleen maar, omdat we er, dank zij het liedje, nog steeds goed van eten…"


Huub van der Lubbe (47) is de 'ruwe bolster, blanke pit'-zanger van De Dijk. Met zijn gymnasium-ß-opleiding ontworstelde hij zich aan het arbeidersbestaan van zijn voorvaderen. Katholiek is hij ook niet meer. Wat Huub betreft, was Jezus een soort popster en waren de dicipelen een band van het Kind Gods. Musiceren kan hij nauwelijks, maar hij schreef enkele van de mooiste, melancholieke liedjes uit de Nederlandse muziekgeschiedenis. Zoals Bloedend Hart, Binnen Zonder Kloppen en Niemand in de Stad,een song waarin hij zijn jeugdvriend Piet terug laat komen, over wie hij ook zijn allereerste gedicht schreef. Piet sprong met een overdosis van de brug, "omdat zijn ouders te rijk waren en hij te weinig aandacht kreeg". Zelf snuift Van der Lubbe geen coke meer, maar een pijpje wiet gaat er nog wel in. De wereld wil hijook niet meer verbeteren, hij probeert te genieten van van het kleine geluk, zijn vrouw Teuntje en dochter Mira. Tot aan de dag dat hij - met een gedicht van Hans Andreus - afscheid neemt van dit aardse bestaan. In Penthouse een interview met de anti-held van de Nederlandstalige rock. Een man die zichzelf omschrijft met de woorden: "Je bent een lul, dat zal altijd zo blijven, dat is de prijs van al je gekloot."

We hebben met Van der Lubbe afgesproken op het terras van het mondaine Amsterdamse café-restaurant De Oceaan, doorgaans bevolkt door yuppen en nouveau riche-karakters. De zanger draagt een zilveren halsketting over zijn T-shirtje en beluistert de onafgemixte versie van de nieuwe cd van De Dijk, Zevende Hemel die bij het verschijnen van dit interview in de winkels zal liggen. Na een hoognodig sabbatical year gaat De Dijk er inmiddels ook op de bühne weer volop tegenaan. Hoogste tijd voor een paar uurtjes staren in de navel van de tekstdichter en voorman van onze populairste Nederlandstalige rockgroep.

Van der Lubbe: Ik ben in Amsterdam geboren, aan de Jacob van Lennepkade. Op Goede Vrijdag. Mijn moefder stond net de ramen te lappen, toen de weeën kwamen. Met Pasen moest het huis - we waren een keurig katholiek gezin - spik en span zijn. Ma had er behoorlijk de pest in dat ze het schoonmaakklusje niet kon afmaken. Ik werd nummer twee. Mijn broer Hans, bassist bij De Dijk, was er al. En na mij zijn er - eveneens netjes volgens roomse traditie - nog vier kinderen bij gekomen, Marleen, Harald, Sander en Beatrice.
Penthouse: Welk beroep oefende je vader uit?
Van der Lubbe: Hij was boekhouder bij Dunlop, niet de bandenfabriek maar een bedrijf dat speciale vloeren legde, in ziekenhuizen enzo. Ik heb er ook gewerkt, als vakantiekracht.
Penthouse: En nu doet je vader de administratie van De Dijk?
Van der Lubbe: Was dat maar waar. Nee, mijn ouders zijn dood. Mijn moeder verloor ik toen ik dertig was. en mijn vader tien jaar geleden. Hij heeft nog mogen meegenieten van onze eerste successen. Mijn moeder was ook een trouwe fan van De Dijk. We waren nog niet doorgebroken, maar zij geloofde heilig in ons.
Penthouse: Hoe was het om katholiek in Amsterdam te zijn? Ik weet nog dat wij in Rotterdam vroeger graag kinderen van de katholieke school pestten. We scholden zo uit voor 'kattezieken'.
Van der Lubbe: Nooit van gehoord. In Amsterdam had je ook kampen, en van huis uit zat ik bij de katholieken. Wij begrepen niets van die heidenen. Zij dachten precies andersom. Ik ben er nu achter dat zij gelijk hadden.
Penthouse: Je hebt 'het mysterie Gods' ontcijferd?
Van der Lubbe: Ik ben geen katholiek meer, nee…
Penthouse: Waarom niet?
Van der Lubbe: Kijk, wat je aanvankelijk verslijt voor de waarheid - God bestaat, de paus is zijn vervanger op aarde en priesters zijn Gods handlangers in de goede zin des woords, en iedereen doet zijn best om het leven op aarde tot een paradijs te maken -, dat zijn allemaal dingen die gaandeweg niet zo absoluut meer blijken. Tal van religies en godsdiensten claimen dat zij de waarheid in petto hebben. Ik vind de katholieke kerk en de islam de ergste, omdat zij een soort exclusiviteit opeisen. Hun geloof is het enige ware, hun God de enige almachtige. En daar krijg je vreselijk gedonder van, met miljoenen slachtoffers. Dat gaat al eeuwen zo. Ik voel me niet verbonden met zo'n levensfilosofie. En mijn verzet is dan: ophouden met geloven.
Penthouse: God moet het nu dus zonder jou doen, omdat de katholieke kerk er zo'n zootje van maakt. Ze doen dat in Zijn naam, maar heeft Hij daar om gevraagd?
Van der Lubbe: De kerk heeft een heleboel kapot gemaakt, heel veel mensen - zoals ik - van God weggeleid. Het instituut is aan de haal gegaan met de oorspronkelijke leer van Christus, die volgens mij echt zo slecht niet is. Door de eeuwen heen heeft de kerk die leer telkens opnieuw geformuleerd en naar eigen inzicht geïnterpreteerd. Het niet goedkeuren van anticonceptie, de macht van de paus, de veroordeling van homo's - om maar een paar dingen te noemen -, dat staat allemaal zo haaks op de oorspronkelijke humaniteit van Christus. Als ik zeg dat ik niet in God geloof, bedoel ik: ik geloof niet in God als een soort opperwezen dat aan alle touwtjes trekt. Ik zie God meer als een metafoor, die je gebruikt om aan te duiden dat er een goede kracht bestaat die elk mens in zich heeft. Een kracht die mensen kan binden en gezamenlijk tot heel goede dingen kan brengen. God is voor mij een soort van gevoel; je kunt het ook 'extase' noemen. Daar geloof ik dus wel in. En het is eigenlijk heel laag, dat een instituut als de katholieke kerk met zoiets moois aan de haal is gegaan. Ik geloof dat Jezus een heel goede voordrachtskunstenaar was, een soort popster. Misschien had-ie wel een popgroep, met die twaalf apostelen van hem. Neem nou dat verhaal van die wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de broden en vissen, daar heb ik zo mijn eigen fantasie over. Ik zie voor me hoe Jezus en de apostelen een show geven. En iedereen die aanwezig is, heeft iets van: sodeju, te gek optreden, mooie verhalen, lekkere liedjes, krijgen we honger van; laten we allemaal onze broodjes en vis delen en die gezamenlijk oppeuzelen. Zoiets kun je spiritueel noemen, of goddelijk. Til dat verhaal naar het heden: als wij een goed optreden hebben, dan groeit tussen de mensen ook een saamhorugheid. Er ontstaat een positieve kracht, die ervoor zorgt dat je boven jezelf uitstijgt.
Penthouse: Kan ook heel gevaarlijk zijn, mensen en masse in een bepaalde sfeer brengen, hen boven zichzelf laten uitstijgen en hen dan als groep iets fouts laten doen. Kijk naar demagogen als Hitler…
Van der Lubbe: Zelf ben ik geneigd om in het goede van de mens te geloven. Er zit in ons iets religieus, dat er voor zorgt dat de mens in principe aan het goede de voorkeur geeft. Uiteindelijk overwint het goede ook altijd. Wat niet wil zeggen dat demagogen die op dommigheden als primitief nationalisme en fundamentalisme inspelen, geen korte termijn-overwinningen kunnen boeken.
Penthouse: De Dijk nam in '93, samen met The Scene, de singel De Wereld Is Van Iedereen/Ze Zijn Er Weer op. Volgens OOR's Pop-encyclopedie reageerde jij met Ze Zijn Er Weer op het ultrarechts geweld, dat toen in het Duitse Solingen speelde. Ben je bang voor de neonazi's?
Van der Lubbe: Bang is niet het juiste woord. Ik word gewoon onpasselijk van dat soort figuren. Ik schreef dat nummer over het terugkerend fascisme, terwijl ik vakantie vierde in het Italiaanse Toscane. Geen verkeersbord was er níet doorzeefd met kogels of beklad met fascistische leuzen. Op een dag zat ik te dineren in een voortreffelijk restaurant, maar ik kreeg geen hap door mijn keel. Want aan het tafeltje naast ons zat een gozer te eten, die zichzelf met een hakenkruis had gebrandmerkt. Hij was er zeer verguld mee en we mochten het allemaal zien. En niemand die er iets van zei. Ik raakte daar zo misselijk van, dat ik 's avonds meteen die tekst van Ze Zijn Er Weer op papier moest spugen…
Penthouse: Het wastoeval dat Solingen in diezelfde periode spoeelde?
Van der Lubbe: Nou, toeval…, ik schreef die song begin jaren tachtig, ruim voor Solingen. De laatste vijftien jaar steekt dit soort dingen in heel Europa steeds vaker de kop op. Wat in Solingen gebeurde, precies die dreigende sfeer, voelde ik in Italië aankomen. Het neonazisme rukt op en iedereen ontkent het, net als vijfenzestig jaar geleden. Het zijn geen incidenten, er broeit iets gevaarlijks. Laatst weer die drie neonazistische jongeren in het voormalige Oost-Duitsland. Ze schoppen een Mozambikaanse vader van drie kinderen op straat dood, omdat hij een 'Negerschwein'is. En ze voelen geen schuld. Op zulke momenten moeten wij dat 'goede in ons' aanspreken, de positieve krachten mobiliseren en in opstand komen. We moeten laten merken dat wij van dit gedrag niets moeten hebben. Wat kan ik in zo'n geval? M'n naasten waarschuwen: met een song als Ze Zijn Er Weer uitbrengen.
Penthouse: Even terug naar jouw jeugd. Welke herinneringen bewaar je aan de Jacob van Lennepkade?
Van der Lubbe: Niet veel. Boten door de gracht en golven tegen de kademuren. Ik was toen nog erg klein. Mijn echte herinneringen liggen in de Bos- en Lommerbuurt in West. Daar verhuisden we later naartoe. Driehoog in de Blancefloorstraat. Tot mijn elfde woonde ik daar.
Penthouse: Trok je toen ook al het meest met je broer Hans op?
Van der Lubbe: Nee, meer met vriendjes. Hans voetbalde niet. Hij was altijd maar bezig met klassieke muziek. Doodsaai. Pas op mijn vijftiende kreeg ik een hechte band met hem, doordat we op school samen een popgroepje begonnen.
Penthouse: Jullie zaten niet in Amsterdam op de middelbare school…
Van der Lubbe: Nee, we gingen naar het Michaël College in Zaandam. We verhuisden van Amsterdam naar Krommenie, op de dag dat J.F. Kennedy werd vermoord, 22 november 1963. Ik herinner me dat nog goed. We komen het nieuwe huis binnen, mijn moeder zet voor het eerst de radio aan - 'Ja, hij doet het!' - en opeens komt er een rare stem uit het speakertje, met vreemde sfeermuziek op de achtergrond. Bleek Kennedy te zijn omgelegd… Voor mijn moeder was met Krommenie en wensdroom in vervulling gegaan: buiten wonen! Meer groen, meer vrijheid.
Penthouse: Had je pa promotie gemaakt?
Van der Lubbe: Nee, ze hadden voornamelijk zuinig geleefd en hard gespaard. En er was een erfenisje. Om de hypotheek te kunnen betalen, moesten ze wel krom liggen. Ik zie mijn moeder nog op de fiets naar het verre Gulden Vliesplantsoen rijden, met twee grote tassen achterop, omdat ze had gehoord dat de aardappelen daar twee cent goedkoper waren.
Penthouse: Je hebt je school afgemaakt?
Van der Lubbe: Gymnasium-ß. Daarna deed ik toelatingsexamen voor de Toneelschool in Amsterdam, maar werd afgewezen. Toen ben ik maar Nederlands gaan studeren. Ik woonde in die periode in Amsterdam, op een boot in de gracht, en genoot van mijn vrije leventje. Via via hoorde ik dat je ook naar de Theater-school kon om regisseur te worden. Daar werd ik wel aangenomen, en dus brak ik mijn studie Nederlands af. Als stagiair kwam ik als assistent-regisseur bij het beroepstoneel terecht. Toen leerde ik zulke goede regisseurs kennen, dat ik dacht: dit niveau berijk ik nooit, over dit talent beschik ik niet. Daarom gooide ik na drie jaar het bijltje erbij neer. Daarbij speelde mee dat ik me in de popmuziek steeds beter was gaan voelen. Al die tijd had ik naast de studie ook nog mijn band, daar kon ik zo langzamerhand al mijn creatieve gevoelens in kwijt. Het idee dat je buiten de popmuziek ook nog een 'echt vak' moest kunnen beheersen, durfde ik nu los te laten. Ik koos definitief voor de professie tekstdichter/popzanger.
Penthouse: Woonde jij alleen op die boot?
Van der Lubbe: Nee, hij was van Eric, een vriend van me, mijn broer Hans en mij. We deelden die schuit. En later kwam ook mijn jongere broer erbij, Harald.
Penthouse: De drie 'H'-broers…
Van der Lubbe: Ja, stomme vader, hè? Zijn naam begon ook met een 'H', Harrie. Eerst vond hij 't leuk. Maar toen er stapels belastingbrieven voor 'H van der Lubbe' binnen kwamen, had-ie er minder plezier in.
Penthouse: Terug naar dat popbandje op school. Hoe begon het allemaal?
Van der Lubbe: Met Sam & Dave, de soultijd. Dat was razend populair bij ons. En met feesten in de Ambonees-Molukse gemeenschap in Zaandam - voor ons, blanke bleekneuzen, geweldig om te zien. Hele gezinnen deden mee. Oma stond in de keuken lekkere dingen klaar te maken, de zuigelingen kropen over de vloer. Om acht uur 's avonds begon de grote pret. Dan stond er een geluidsinstallatie en compleet instrumentarium. Eerst begonnen de jongsten te spelen, kinderen van vijf tot tien. Een half uurtje later kroop de volgende bunch, weer iets ouder, achter de instrumenten. Mijn broer Hans deed dan ook lekker mee. Hij wel…
Penthouse: En jij?
Van der Lubbe: Ik niet. Ik wilde wel, maar ik kon niets. Ja, moppen tappen.
Penthouse: Is het geen gemis dat je nooit een instrument hebt leren spelen?
Van der Lubbe: Ik vind het erg jammer, maar het zit gewoon niet in me.
Penthouse: Toch moet je over een goed gevoel voor muziek beschikken, anders was het zingen ook nooit wat geworden.
Van der Lubbe: Dat zingen is voornamelijk aangeleerd, hoor. Het zit niet in mijn bloed. Optreden, iets laten zien aan mensen, dát zit wel in me.
Penthouse: Toch schreef je in '87 voor het album Wakker in een vreemde wereld zowel de tekst als muziek van Onderuit.
Van der Lubbe: Ik kan een beetje gitaar spelen. Onderuit heb ik op de gitaar gemaakt. Een uitzondering. Ik moet te lang pielen met een paar accoorden. Eigenlijk kan ik geen muziek schrijven. Je ziet mij op de bühne ook geen gitaar spelen. Ik heb goede muziekanten om me heen en ik ken 't verschil tussen een kruk en virtuositeit…
Penthouse: Hoe heette je eerste bandje?
Van der Lubbe: Tenderfoot. We maakten country rock, geënt op The Band, de vroege Eagles, Bob Dylan en de Flying Burrito Brothers. Naast Hans hadden we Bert en Dirk Stelders, die zaten ook bij ons op school en konden goed gitaarspelen. En Johan Duin op drums, een kennis uit Assedelft. Er waren weinig drummers met een drumstel in die tijd. Dus als je zo'n ding had, mocht je meteen meedoen. En Erik Schots, een pianist uit Krommenie. Die kenden we weer, omdat hij thuis een orgel had. Voor de muziek van The Band had je per se een toetsenist nodig. Het ging een tijdje goed tot de vader of de oom van Erik zich met ons ging bemoeien. Die man zei dat boogie woogie het helemaal zou gaan maken. Volgens hem moesten we dat maar gaan spelen. Wij hadden iets van 'ho ho'… We schoven steeds meer de psychedelische kant op. En dus besloten we die gozer te dumpen.
Penthouse: Waarom wilde je zo graag in een popbandje zingen? Hunkerde je naar aandacht van de meisjes?
Van der Lubbe: Ook wel. Je wordt in elk geval gezien. Ik hoopte ze via de muziek naar mij toe te trekken, zodat ik minder kans had een blauwtje te lopen. Ik was eigenlijk verlegen en onhandig, maar dat verstopte ik achter een flinke portie jovialiteit. Grappen maken. In zekere zin werkte het. Ik trok de aandacht maar…
Penthouse: …de meisjes die je echt wilde, kwamen er niet op af.
Van der Lubbe: Die dachten: zo'n uitslover, wat moet ik ermee? Ik was smoorverliefd op Els van Ammers, het mooiste meisje van de school. Ze kwam uit Zaandam. Er was een feestje bij haar thuis, in die Sam & Dave-tijd. Eén van de eerste feestjes waarbij jongens én meisjes waren uitgenodigd om te samen dansen en zo. Er waren ook speciale snacks, lange satéprikkers met een druif, een stukje ananas, appel en kaas. Dat had iets erotisch. Ik weet nog dat ikop dat feestje voor het eerst The Four Tops hoorde, met Reach Out, verduiveld modern. En hoewel ik de tekst amper kon volgen, vond ik die song helemaal van toepassing op haar en mij. Het maakte een machtige indruk op me, zij werd er nog mooier van. Maar het werd niets tussen ons. Toen wij later met De Dijk in Zeeland speelden, kwam ik Els tegen. Zij woonde daar en kwam naar ons kijken. Na het optreden raakten we in gesprek en toen zei ze me waarom het tussen ons nooit wat geworden was: 'Jij was altijd zo'n dromer…' Nou, dat was wel het laatste wat ik had gedacht! Mijn zelfbeeld, de grappenmakende uitslover, sloot daar totaal niet bij aan. Kun je nagaan dat je, ook al wil je de buitenwereld anders doen geloven, nooit kunt ontsnappen aan je ware ik. Want ik was natuurlijk ook een dromer. Dat ben ik nog altijd. Zij had mijn imagootje perfect doorgeprikt.
Penthouse: Was je vroeg of een laatbloeier op sexueel gebied?
Van der Lubbe: Op school was ik er zeker niet aan toe. Ik had wel vriendinnen, maar dat waren meer kameraadjes.
Penthouse: Schreef je al teksten in die periode?
Van der Lubbe: Nee, afgezien van de gedichten die ik graag mocht schrijven, kwam dat pas rond mijn achttiende.
Penthouse: Waarover handelden je eerste, echte teksten?
Van der Lubbe: Een van de eerste was een troostgedicht in het Engels, Pete's Song, aan het adres van een vriend. Hij was aan de drugs. Dat baarde zijn ouders vreselijke zorgen. Ik wist niet hoe gevaarlijk die drugs van hem waren. In die tijd was er onder jongeren nog maar weinig over bekend. Ik had medelijden met hem. Het was zo'n lieve jongen, zijn ouders moesten 't allemaal niet zo zwaar nemen. Dat schreef ik in een soort song voor hem.
Penthouse: En je schreef toen ook teksten voor de band?
Van der Lubbe: Ja, we zitten nu in de tijd van ná de middelbare school. Tenderfoot, toch vooral een coverbandje, hadden we opgedoekt omdat we zelf teksten en muziek wilden gaan maken. En inmiddels was ook het idee geboren dat in 't Nederlands te doen. Gein maken met de Nederlandse taal hadden we ook al met Tenderfoot uitgeprobeerd. Op feesten werkte dat prima. We bouwden bestaande hits om: It Should Be Me With That Real Fine Chick van Commander Cody werd Dat had ik moeten zijn met die lekkere del in mijn VW bestel. En Jailhouse Rock werd De Streak, over streaken, het naakt over straten hollen om aandacht te krijgen, dat was toen in: De streak, is het leedvermaak of politiek…
Penthouse: Leed- of lidvermaak?
Van der Lubbe: [lachend] Nee, leedvermaak. Onze nieuwe band kreeg ook een Nederlandse naam: Stampei. We maakten lolteksten, maar ook serieuzere dingen. Zoals een nummer over schoonmaaksters in openbare gebouwen. Dat zulke vrouwen eigenlijk een standbeeld verdienen. Iedereen kijkt op de werksters neer, maar hoe zou de wereld eruit zien als zij al die troep niet zouden opruimen?
Penthouse: De Dijk heeft het imago van de socialistische 'rode rockband', politiek vreselijk correct. Ben je blij met dat stempel? Of zou je graag eens een keer lekker vreselijk politiek incorrect willen zijn?
Van der Lubbe: Ik houd me er niet zo mee bezig hoe mensen ons bestempelen. Ik werk niet bewust aan een bepaald imago en ik probeer ook niet echt 'politiek correct' te zijn. Ik vertik het alleen om me dommer voor te doen dan ik ben. Ik zing wat ik vind, mijn opvattingen komen via de cd's in het openbaar. Verder zit er wat mij betreft geen specifieke kleur aan. Ik streef ook geen politieke doelen na. Ik leef, ik kijk om me heen en ik vraag me van alles en nog wat af. Voor zover me dat lukt, probeer ik antwoorden te vinden. En als ik die de moeite waard vind, geef ik ze via mijn liedjes door.
Penthouse: Je hebt ook echt de bouw en de kop van een jongen uit de arbeidersklasse, zo'n gozer die zijn handen uit de mouwen steekt en de steiger opgaat. Maar je hebt nog nooit een baksteen aangeraakt. Je hebt het gymnasium gedaan, aan de universiteit gestudeerd…
Van der Lubbe: Ik nooit een baksteen aangeraakt? In de vakanties wel, hoor. Ik werkte in de bouw; beton storten. En ik werkte op schepen als vloerenlegger. Bij Cacao de Zaan sjouwde ik zakken cacaobonen, 80 kilo op je nek! Verder heb ik voetsporen liggen bij Vatenfabriek Pielkenrood, bij Verkade, bij drukkerijen. Ik was kantinebaas, telegrambesteller, tester van oliekranen. Zo heb ik me wel leren bewegen in arbeiderskringen. Ik zie trouwens geen verschilk tussen de ene en de andere soort mensen. Zakenman of bouwvakker, bovenal zijn we 'mens'. Dat vind ik belangrijk. Mij zul je nooit ergens binnen zien komen met een air van: ik héb gymnasium-ß. Voor mij telt innerlijke beschaving, die staat compleet los van je opleiding. Ik heb wel een voorkeur voor het arbeidersmillieu, omdat arbeiders vaak een stuk menselijker zijn dan carrièremakers…
Penthouse: …zoals die hier op het terras zitten…
Van der Lubbe: Precies. Bovendien kom ik uit de arbeidersklasse. Mijn opa van vaders kant werkte als jochie van twaalf in de drukkerij. Hij moest op een kistje klimmen om bij de knoppen te kunnen. En mijn moeders vader was zijn leven lang legger van parketvloeren, bij Bruynzeel. Dat was het enige wat hij heeft gedaan, prachtige parketvloeren leggen. Verder kon hij nog geen kop koffie voor zichzelf zetten. Mijn vader heeft net die verheffing meegemaakt, dat hij niet in de fabriek hoefde maar naar de MULO mocht. Daardoor kon hij zich opwerken tot boekhouder. Hij heeft al zijn kinderen gestimuleerd door te leren. Maar geld om ons te laten studeren was er niet. Pas vorig jaar was ik klaar met het terugbetalen van mijn studiebeurs. Ik ben dus bepaald niet met een gouden lepel groot gebracht. Om terug te komen op het omgaan met andere arbeidersjongens: mijn 'school des levens' was de Krommeniese voetbalclub GVO, 'Gestaag Volharden Overwint' - een credo dat voor mij nog steeds geldt. Ik kon vrij goed voetballen en zat al snel in het eerste, samen met mijn leeftijdgenoot Fred Smit. Wij waren de jonkies en de rest van het team hield ons, met name in de kantine, uit de wind. Fred en ik bezaten geen rooie cent, maar die andere gasten werkten allemaal. In de bouw, bij een machinewerkplaats: noeste arbeidersjongens, recht door zee en zo gul als de neten. Ik ken mensen uit veel verschillende milieus, maar ik houd toch een zwak voor dat soort mannen.
Penthouse: In welke kringen beweeg je je nu?
Van der Lubbe: Mijn beste vrienden zijn muzikanten, en dan niet eens de jongens van de band. Zoals Jan, de pianist van de Izzies. Ken je hem? Die jongen met de harige handen. Als hij op tv moet, roept hij altijd: 'Breng mij maar niet in beeld!' De man met het grootste gebrek aan ambitie, maar wel totaal gelukkig met zijn bestaan. En Bart, de contrabassist. Ik zie die twee elke dinsdagavond.
Penthouse: We pakken de draad weer op bij Stampei. Jullie waren niet alleen een Nederlandse band,maar ook de begeleidingsformatie van een nichtencabaret, The Hot Peaches.
Van der Lubbe: In '74 of '75 was dat. In Amerika kwam een militante gay scene op, die naar Europa overwaaide. Homo's claimden erkenning. The Hot Peaches was een cabaretgroep van homosexuele acteurs en actrices, die hier kwamen optreden in de Melkweg en het Shaffy Theater. Ze konden een pianist gebruiken en Jan, mijn vriend met de harige handen, stond op dat moment als oproep-pianist bij het Shaffy Theater ingeschreven. Ze wilden een show doen met classics uit de jaren dertig, veertig. Nou, dat kon Jan als de beste. Het klikte zo goed dat The Hot Peaches hem meenamen naar New York. Later kwamen ze terug voor een tour door Italië. Daarvoor waren extra muzikanten nodig. Jan nodigde de leden van Stampei uit. Alleen mij hadden ze niet nodig, aan een zanger was geen behoefte.
Penthouse: Jij balen…
Van der Lubbe: Een jaar later mocht ik wel met ze mee, niet als zanger maar als lichtman. Ook dat was een leerzame tijd. Ik leerde mensen met homosexuele gedachten goed begrijpen, een wereldje waar ik niets van wist.
Penthouse: En snap je het nou?
Van der Lubbe: Ja, ik snap het. Waar je vanaf moet zijn, zijn de vooroordelen.
Penthouse: Die had je?
Van der Lubbe: Ja natuurlijk. Omdat je het niet kent. In mijn jeugd bestonden homosexuelen niet. Niet in Amsterdam en zeker niet in Krommenie. Je hoorde er wel eens iets over. Maar dat waren dan grappen: imitaties met slappe handjes en bijeengeknepen billen. En er was de angst: als ik maar geen homo ben! Misschien weet ik het nog niet… bijeengeknepen billen. En er was de angst: als ik maar geen homo ben! Misschien weet ik het nog niet… Eén van die dingen die ik bij dat cabaret heb geleerd, was de vrees van hetero's om té dichtbij te komen bij de homo's. Zo was er een conference rond een gesprekje: 'Heb je kinderen?' 'Nee, ik heb geen kinderen…' 'Ben je getrouwd?' 'Nee, niet getrouwd…' 'Heb je dan een vriendin?' 'Nee, nee, geen vriendin, nee…' And they never asked the next question! Op dat moment zag je mensen in het publiek verstijven. Een stukje herkenning, hè. Want je vroeg een man vervolgens niet: 'Heb je dan een vriend…?' The Hot Peaches wilden dat soort zaken bespreekbaar maken.
Penthouse: En hebben ze geprobeerd je te versieren?
Van der Lubbe: Da's nou ook weer zo'n misvatting. Heteromannen zijn zo arrogant te denken dat homo's op hen vallen. Hoe dan ook, ik heb veel van die periode geleerd. Ik zag in dat mijn denkwijze, mannetje hoort bij vrouwtje, niet de enige was.
Penthouse: Met Stampei hebben jullie de single Blij Dat Het Morgen Maandag Is gemaakt.
Van der Lubbe: Dat was ons enige plaatje, ja. Daarna viel meteen het doek. Stampei was geen gewoon bandje. Het was nog nét geen commune, maar wel iets in die geest. De band was heel groot, zo'n dertien man. En de vrouwen gingen altijd mee. We maakten gezamenlijk ons eten, bouwden gezamenlijk de boel op en braken die ook weer af. En iedereen die mee wilde spelen, mocht meedoen.'Kun jij een gitaar vasthouden? Man kom vanavond langs, join in, da's kicken!' Het was een toptijd, we werden almaar groter, gezelliger. Geld werd er natuurlijk niet verdiend. En repeteren was een crime! Voordat je dertien man bij elkaar hebt en dan hebt afgesproken hoe je een bepaald nummer wilt gaan spelen! Sommige jongens hadden reguliere banen. Maar voor mij en een stel andere muzikanten was geld verdienen noodzaak. Wij moesten van Stampei leven. We gingen ook veel te ver met onze muziek. Er zaten blazers bij en het liefst maakten we Frank Zappa-achtige arrangementen. Ik had het gevoel dat we terug naar de basis moesten. Stampei wilde ook onder geen voorwaarde commercieel worden. Commercie was een vies woord. Als de platenmaatschappij met ideeën kwam om onze single te promoten, werden die van tafel geschoven. Zo werd het natuurlijk nooit wat. Ik was trouwens ook niet tevreden over mijn teksten.zij wilden graag dat cabareteske, maar ik voelde me niet lekker met zo'n nummer over de werksters. Het ging allemaal over derden, en niet over onszelf.
Penthouse: Je wilde liever naar jezelf kijken in die teksten?
Van der Lubbe: Ja. Het waren wel mijn teksten, maar ik vond ze te afstandelijk. Als je naar goede pop- of rocksongs luistert, dan draait alles om het ego. Je zet jezelf te kijk en daar spiegelen anderen zich dan weer aan.
Penthouse: Stampei was vies van commercie, maar ging wel met een platenfirma in zee…
Van der Lubbe: Ja, je had toen De Popkrant van de VARA. Je kon daar op een middag heen en dan drie of vier songs opnemen, waarvan er in elk geval drie werden uitgezonden. Daar wilde iedere Nederlandse band graag aan meedoen. Wij ook. Je kreeg een professionele geluidstape mee naar huis, waarmee je dan weer naar een platenmaatschappij kon gaan. Dat deden we dus. Bovema-Negram zag ons zitten en bracht Blij Dat Het Morgen Maandag Is uit. Maar daarna liep het spaak, omdat zij dingen wilden die wij niet zagen zitten. En andersom.
Penthouse: Ruzie in de tent, toen jij en andere serieuze muzikanten Stampei in '81 ophieven?
Van der Lubbe: Nee, dat verliep zonder vuile woorden. Er was ook geen sprake van een coup of paleisrevolutie. De Dijk is ook niet meteen uit de schoot van Stampei opgestaan. We voelden allemaal dat het kaarsje zo langzamerhand doofde. We hadden het wel gezien. Ik wilde ook mijn handen vrij hebben om me nadrukkelijker aan het regiseren te wijden. En gitarist Nico Arzbach en mijn broer gingen met z'n tweeën door, samen songs comoponeren. Later kwam daar ook Bert Stelder weer bij. Zij repeteerden bij mij op de boot en ik hoorde dat ze om een zanger verlegen zaten. Toen ben ik maar gaan meedoen. En zo werd De Dijk geboren, ongeveer eenhalf jaar na het uiteenvallen van Stampei.
Penthouse: Wie bedacht de naam?
Van der Lubbe: Ik. Onze boot lag in de oude Schans. Even verderop lag de Zeedijk, die wij 'de dijk' noemden. Vandaar. We wilden een naam, die meteen duidelijk aangaf dat we een Nederlandstalige groep waren. Anders moet je telkens uitleggen: 'Maar we zingen in het Nederlands.' En je wilt niet graag horen: 'Oh, laat dan maar zitten…' Want veel mensen hadden toen helemaal niks met Nederlandstalig. Het bestond ook nog maar mondjesmaat. Je had de Brabantse groep Bots van Hans Sanders; Doe Maar bestond al, maar was nog niet zo populair.
Penthouse: Wat herinner je je van het eerste optreden met De Dijk?
Van der Lubbe: Dat was in Paradiso, in het voorprogramma van Raymond van het Groenewoud. We speelden met z'n vieren, Hans op de bas, Bert op gitaar en Nico, onze huidige gitarist, op drums. Hij had thuis zo'n oefendrumstelletje staan. En wij hadden geen drummer, dus Nico ging wel even drummen. Natuurlijk viel het op dat hij geen echte trommelaar was. onder het publiek bevond zich een Antilliaanse jongen, Daniël Derks. Die zei: 'Ik zie dat jullie geen echte drummer hebben. Ik ben wel een echte.' Wij vroegen: 'Heb je een drumstel?' 'Ja.' 'Nou, kom er dan maar bij.' Hij heeft bij ons gezeten tot en met de single Bloedend Hart. Toen had hij het wel gezien met ons. En wij met hem. We verschilden van opvatting. Wij vonden dat zijn roffels niet uitkwamen en hij zei dat het Amerikaans drummen was.
Penthouse: Op jullie eerste album, De Dijk, werd drummer Christan Muiser geintroduseerd.
Van der Lubbe: Ik heb Christan leren kennen via de rock 'n' roll-band, die ik er voor de pret bij deed: Big Shot & His Rockin' Guns. Jan met de harige handen zat er in, mijn broer Hans, Arthur Ebeling van Sail Joia en het latere Jump! Dickie Jump! Speelde gitaar en Christian drumde. Chris is nu directeur van platenfirma Double T Music, die de Jiskefet-cd's uitgeeft. Ik deed die rock 'n' roll-groep erbij, omdat we met De Dijk niet meer dan één gig per week hadden. Ik was inmiddels met regisseren gestopt en moest vreten van het musiceren. Per weekend had ik dus nog twee avonden over, vandaar het Big Shot-gebeuren. We maakten niet alleen veel lol, ik leerde ook een heleboel. In tegenstelling tot bij Stampei werkte ik nu met heel goede muzikanten.
Penthouse: Ook Christian heeft maar erg kort bij De Dijk gespeeld.
Van der Lubbe: Ja, maar dat was ook de bedoeling. Chris had afspraken lopen. Hij zei dat-ie maar een jaartje met ons mee kon drummen, omdat hij met Erik Brusse van Oh Boy! zou gaan spelen. Maar dat was verder geen punt, want hij kende nog een andere drummer, Antonie Broek. Dus Antonie kwam erbij. In datzelfde jaar verliet Bert Stelder de groep, omdat hij het allemaal niet meer zag zitten. In eerste instantie is Nico toen alle gitaarpartijen gaan doen, maar dat klonk toch te mager. Anton heeft toen een oude makker, met wie hij in The Dressticks speelde, opgetrommeld: toetsenist Pim Kops. Zo ontstond de huidige line up, achttien jaar geleden alweer…
Penthouse: We gaan even naar de vrouwen. Je bent getrouwd en vader van een dochter. Hoeveel serieuze liefdestranen heb je vergoten?
Van der Lubbe: Je bedoelt hoeveel serieuze liefdes ik heb versleten? Niet veel. Sinds ik Teuntje, mijn vrouw, 23 jaar geleden ontmoette is het eh… nou ja…
Penthouse: Heb je een bepaald soort vrouwen, waar je op valt?
Van der Lubbe: Eh, tsja…, ik wou eigenlijk zeggen: ze moeten mooi zijn en blond. Maar zelfs dat is niet waar. Ik ben wel gauw onder de indruk van een vrouw. Ik vind vrouwen gewoon heel erg mooi.
Penthouse: Herinner je je het begin van je sexleven nog, de flaters die je sloeg?
Van der Lubbe: Ik kan je niet specifiek één ervaring vertellen. Maar het was wel erg ingewikkeld allemaal. Want wie had je nou verteld hoe je moest neuken. Het wordt allemaal maar aangenomen dat jonge jongens dat weten. Nou, ik wist van niks. En ik was zo onzeker als de pest. Ik herinner me vriendinnen die mij dan heel lief uitlegden wat ik allemaal moest doen. Als ik het even niet wist, was het: 'Hé joh, dat maakt niet uit.' En daar was ik steeds heel blij mee. Ze lieten me nooit afgaan.
Penthouse: Je zult in jouw liefdeleven best de nodige rimpelingen hebben doorstaan. Vertel wat je wilt vertellen, als 47 jarige man met levenservaring.
Van der Lubbe: Ach, zo opwindend is dat nu ook weer niet. Maar om op je één na laatste vraag terug te komen: ik heb nooit 'de ideale vrouw' in het hoofd gehad, naar wie ik zo nodig op zoek moest. Ikkon het met vele vrouwen goed vinden, vooral in mijn studententijd heb ik flink geëxperimenteerd. Maar toen ontmoette ik Teuntje, en zij was…zo anders dan ik me had voorgesteld. Mooi…,maar niet blond. Rood. En ik was erg onder de indruk. Zij was het voor mij. En zij vond mij ook leuk. Tot op de dag van vandaag is dat gevoel er nog. Maar ja, als je 23 jaar bij elkaar bent, dan is er af en toe ook zo'n rimpeling, ja. Dat zijn ontwikkelingen die erbij horen. Tot je twintigste fantaseer je dat je wel met álle vrouwen iets zou willen hebben. De ene is nog spannender of mooier dan de ander. Tegen de tijd dat je dertig bent, begin je je te realiseren dat zo'n verwachting onzinnig is en dat je je werkeleijke liefde veel tekort doet met al die aandacht voor dat andere schoons. Helaas ben je pas veertig, wanneer je durft toe te geven dat je alle fouten hebt gemaakt, die je in dat opzicht kunt maken. Ben je daar op je veertigste nog niet achter en wil je nog steeds niet de consequenties dragen van het jezelf volledig opofferen voor die ene grote liefde… tsja, dan houdt het op.
Penthouse: Wat was, tot nu toe, jouw erotisch hoogtepunt?
Van der Lubbe: Dat heb ik beschreven in dat liedje Onderuit. Dat gaat zo:
Zij heeft haar trots / en ik de mijne / en langzaam, langzaam ga ik / onderuit / dood in haar armen / doodgaan en opstaan / in een T-shirt van haar / onderuit / en dan zit erin: / haar lichaam groot, / haar lippen rood / en het eindigt met: / Ze vangt me op, / ze gooit me terug / en langzaam, langzaam gaan we / onderuit Ik beleefde mijn erotisch hoogtepunt met mijn eigen vrouw. We waren zo heerlijk aan het vrijen, dat ik dacht: als ik er nu in blijf, kan het me niks schelen. Dat zijn bijzondere momenten, échte sexuele hoogtepunten. Die voel je zo heel af en toe. De Fransen hebben er een naam voor: la petite morte. Hierbij wordt niet voor niets een correlatie gelegd tussen het pijnlijke sterven, de daad en het orgasme.
Penthouse: En Bloedend Hart, dat is eigenlijk ook zo'n tekst.
Van der Lubbe: Ook voor Teuntje geschreven. Zij is echt mijn…Als ik een ridder was, zou zij mijn jonkvrouw zijn.
Penthouse: Wat doet ze?
Van der Lubbe: Ze is toneelregisseur.
Penthouse: Dan het lied Binnen Zonder Kloppen. Plots stapt er een andere vrouw je leven binnen. Ook waar gebeurd?
Van der Lubbe: Ja.
Penthouse: Ik was alleen / en niet gelukkig / ik brandde langzaam achteruit / iedere dag / meer vraag dan antwoord / een nieuwe krant vol oud geluid / ik wou dood / ik wou begraven / met veel bloemen en bezoek / en opeens / stond zij daar voor me / schopte haar schoenen in de hoek / Ze kwam binnen / zonder kloppen / en ging weg / zonder een woord…
Van der Lubbe: Het is een verdichting. Ik bedoel, zoals ik beschrijf dat er een vrouw binnen komt, er ontstaat iets en ze gaat dan weer. Zo letterlijk gebeurde dat niet. En eigenlijk ook weer wel. Want die relatie was binnen heel korte tijd weer over.
Penthouse: Jouw huwelijk heeft het overleefd. Heeft het je vrouw enjou uiteindelijk dichter bij elkaar gebracht?
Van der Lubbe: Ja, het was een 'mooie rimpeleing'. Zonder nare nasmaak. Niet voor de ander en ook voor mijn vrouw niet. Al is het alleen maar, omdat we er, dankzij dat liedje, nog steeds goed van eten. Ha ha ha! Het was romantiek, zo'n situatie dat je het even niet in de hand hebt. Kan gebeuren. Ondanks al je agenda's en geplan word je door negen van de tien zaken toch min of meer overvallen. Dat geeft ook weer sjeu aan het leven, dat zulke dingen je kan overkomen.
Penthouse: Je bent behalve zanger ook acteur. Dan moet ik vooral denken aan De Aanslag. Daarin speelde je Fake Ploeg…
Van der Lubbe: …de zoon van de foute hoofdinspecteur van de Haarlemse politie, die had gecollaboreerd met de Duitsers.
Penthouse: Waarom kozen ze jou?
Van der Lubbe: Ik had al meegespeelt in Dag Dokter van Ate de Jong, geproduceerd door Fons Rademakers, de latere regisseur van De Aanslag. Fons had die film helemaal niks gevonden en ook over mijn acteerprestaties was hij niet te spreken. Toen jaren later de audities voor De Aanslag plaatsgrepen en casting-directeur Hans Kemna mij daar naartoe wilde sturen, had ik zoiets van: laat maar zitten, Fons vindt mij toch niks. Maar Kemna drukte door, ik moest naar Rademakers. Het eerste gesprek vond bij hem thuis plaats. We hebben een poosje zitten kletsen en ik moest toch die rol maar instuderen. Later zat ik weer bij hem thuis, en namen we het script door. Plotseling zei hij: 'Het is goed, we doen het!' Ik was de koning te rijk, want het is natuurlijk niet niks als je door de nestor van de Nederlandse film wordt uitgekozen voor een belangrijke rol, op basis van een boek van een topschrijver als Harry Mulisch.
Penthouse: Wat vond Mulisch van jouw Fake Ploeg-interpretatie?
Van der Lubbe: Ik heb hem achteraf nooit over mijn rol gesproken. Ik werd op de set wel aan hem voorgesteld: 'Meneer Mulisch, dit is de man die Fake Ploeg gaat spelen.' Toen keek hij me zo eens aan en zei: 'Daar kan ik me wel iets bij voorstellen.' Mulisch liet sowieso duidelijk merken dat hij afstand wilde bewaren. In de trant van: het is mijn boek, maar het is de film van Fons.
Penthouse: Je bent Mulisch later nooit meer tegen gekomen?
Van der Lubbe: Jawel, zo af en toe kruisen onze paden elkaar. Zoals een jaar of drie geleden. Toen vond het Tsaar Peterjaar plaats. Er was sprake van een culturele uitwisseling tussen Nederland en Rusland. Zo werden er vice versa schrijvers geïntroduceerd, waaronder Mulisch ter gelegenheid van de Russische vertaling van De Aanslag. Ook de verfilming van het boek werd vertoond. Mulisch was er, Rademakers was er, en ik was er, omdat we met De Dijk waren uitgenodigd. Op de receptie kwamen we elkaar tegen. Later kwam ik Mulisch tegen op de Bulkboekdag, een literaire dag voor middelbare scholieren. Ik had net De Ontdekking van de Hemel gelezen, waarvan ik erg onder de indruk was. dat wilde ik hem vertellen. Ook zat ik nog met een paar vragen.
Penthouse: Zoals?
Van der Lubbe: Ik vond het zo'n machtig totaalboek. Over mensheid, architectuur, geschiedenis, oorlog, wetenschap, politiek, muziek… Vooral over het muzikale gedeelte wilde ik meer weten. Want Mulisch heeft het over het ontstaan van de toonhoogtes, de intervallen, maar ik miste één aspect: ritme. Ik vroeg Mulisch: 'Waarom heeft u dat niet behandeld?' En hij gaf me een uiterst klassiek antwoord: 'Het is een Grieks boek.'
Penthouse: De Grieken hadden geen ritme?
Van der Lubbe: Nee, ritme is Afrikaans. Dus het was volstrekt logisch dat er in zijn boek niet over werd gesproken. En ik had nóg een vraag. Het boek bestaat uit vier delen, omdat volgens Mulisch de wereld zo in elkaar zit. In viet fasen opgebouwd. Ik begon het te lezen op vakantie, bij vrienden thuis op Corsica, die het in de kast hadden staan. Ik was daar tot en met het derde deel gekomen en moest het boek toen achterlaten. Terug in Nederland ben ik meteen naar de boekhandel gehold. Ik kom thuis, haal het uit het plastic en laat het openvallen bij het leeslint. Dat lag dus precies daar, waar het vierde deel begint. Ik wilde weten of dat opzettelijk zo was gedaan. Of Mulisch opdracht had gegeven het leeslint op díe plek neer te leggen. Want hij bemoeit zich met álles: de kosten, het aantal pagina's, het lettertype…
Penthouse: En?
Van der Lubbe: Dat leeslint was toeval, had hij niets mee te maken gehad, zei hij.
Penthouse: Terug naar de rock 'n' roll. Je vertelde dat je in de Stampei-periode experimenteerde met psychedelische muziek. Experimenteerde je ook met 'psychedelicatessen'?
Van der Lubbe: Nou, we zaten op de boot wel hasj en wiet te roken, maar ik was te jong voor de echt psychedelische drugs. LSD en zo, dat was voor onze tijd. En hard drugs dat was ook meer iets van bands als Cuby & The Blizzards, die hebben dat allemalaal nog heftig meegemaakt. Dus toen wij begonnen, wisten we: van hard drugs moet je afblijven. Tegen de tijd dat in Amsterdam cocaïne populair werd, heb ik wel een tijdje meegesnoven. Maar ik vond het uitweindelijk vervelend. Mensen worden er niet leuker op. Ik ben ermee gestopt. Net als met sigaretten en shag. Ik alleen af en teo een pijpje wiet.
Penthouse: En ecstasy?
Van der Lubbe: Nee, dat ken ik niet.
Penthouse: Als je Onderuit zonder ecstasy hebt geschreven, moet de liefde voor Teuntje wel heel groot zijn. Jij gaat echt dood bij die vrouw. Hoewel, als je je song Groot Hart onder de loep neemt:
Dokter kunt u even komen / breng uw beste medicijn / ik heb er nu al jaren last van / ook al doet het niet echt pijn / maar ik val voor alle vrouwen / alle vrouwen op het bal / dat is te veel om van te houden / dokter, ik heb een spoedgeval / Ik heb een groot hart / dit hart zo groot / het wordt nog mijn dood / ik heb een groot hart Dat grote hart lijkt me een eufemisme voor: elke mooie vrouw maakt me bloedgeil.
Van der Lubbe: [lachend] Dat gevoel kan ik niet ontkennen. Ik vind vrouwen mooi, ik kijk graag naar ze…
Penthouse: Gelukkig maar voor Teuntje, dat je dan ook weer teksten schrijft als Ik kan het niet alleen, waarin je je zwakheid aangeeft in zinnetjes als 'ik ben ook maar een man'.
Van der Lubbe: Ik kan niet zonder haar…
Penthouse: En dan een song als Mag het licht uit? Hiermee lijk je uit de realiteit te willen vluchten. Je sluit je ogen voor de rest van de wereld en begraaft je in de armen van je geliefde:
Te veel ogen / te veel tranen / te veel ogen / tranen van verdriet / te veel ogen / te veel vragen / en de antwoorden / zijn er niet / Mag het licht uit / mag het licht uit / als ik je in mijn armen sluit
Van der Lubbe: Ik schreef die song in een periode, waarin ik me bijna persoonlijk verantwoordelijk voelde voor ieder kreperend keuterboertje in China of Zuid-Amerika. Maar daar ben ik mee opgehouden. Ik werd er gek van. We zitten hier op een puist van welvaart en we zijn in hoge mate verantwoordelijk voor de ellende in de rest van de wereld. Maar ik heb ook leren inzien, dat ik daar als individu geen ene reet aan kan doen.
Penthouse: In Catcher in the Rye schrijft J.D. Salinger: ' Je bent pas volwassen, wanneer je niet wilt sterven om de wereld te veranderen, maar wanneer je wilt leven om de wereld te veranderen.'
Van der Lubbe: Ik snap wat je bedoelt. Toen ik Mag het licht uit? schreef, hielp ik niemand. wie heeft er nou wat aan, als je met het hele leed van de hele wereld op je schouders rondloopt? Je geeft helemaal niets positiefs door. Bij Mag het licht uit? keek ik nog 'groot'. Nu kijk ik 'klein': ik probeer iets te betekenen voor de mensen om mij heen.
Penthouse: Heb je ook teksten gemaakt, waarbij 'het licht weer aanging'?
Van der Lubbe: Op onze vorige cd staat zo'n nummer: Ik heb Jou. In de coupletten kijk ik nog wel naar buiten, maar niet meer met zo'n shitgevoel:
Dat er dingen droever lopen / dan je in je dromen wou / het is niet anders / maar wat zou dat / wat zou dat nou? / ik heb jou / hooggespannen ideeën / heel de wereld! Iedereen! / dat kon allemaal veel beter / zingend gingen we uiteen / en nu speur ik in het noodweer / blij met ieder puntje blauw / het is niet anders / maar wat zou dat / wat zou dat nou?
Je weet dus dat je de wereld niet zo kan veranderen als je had gehoopt. En dus moet je blij zijn met de positieve dingetjes, je daarop focussen, en je niet blind staren op alles wat er niet goed is.
Penthouse: In '88 schreef je het grappige zeurlied Nergens Goed Voor, een opeen stapeling van jouw karakterfouten, die je -naar je toegeeft - nooit meer kan veranderen, aangevuld met 'maar ik kan van je houden, zoals niemand anders kan…'
Van der Lubbe: Ja, ik voelde me toen een drol. Teuntje regisseerde bij het Noord-Nederlands Toneel in Groningen. Omdat Mira, ons dochtertje, pas één jaar was, moest ik ook drie maanden in Groningen vertoeven. Om overdag op haar te passen. Ik vond het vreselijk. Ik miste mijn vrienden, had mijn eigen spullen niet om me heen. Ik wist dat ik 't deed voor Teuntje en de kleine meid, maar wat een droefheid.
Penthouse: Dostojevski schreef ooit Levend Begraven in Omsk…
Van der Lubbe: Zo voelde ik me in Groningen, ja. Uiteindelijk is het toch nog ergens goed voor geweest, want ik schreef een deel van mijn ellende van me af in Nergens Goed Voor. Wat uiteindelijk een van onze grootste hits is geworden. Stiekem draai ik alles om, narigheid toveren we naar succes. Net als bij Binnen Zonder Kloppen.
Penthouse: Je wordt ook wel een 'stadsdichter' genoemd. Misschien wel door het liedje Niemand in de Stad, de nogal depressieve titelsong van het gelijknamige album uit '89. Ik tel daarin zes doden, waaronder je ouders en 'Paultje Overdose'. Het is een eenzame nacht en je schrijft 'iedereen gaat maar dood, de rest drinkt bier in het café. En niemand van m'n vrienden nam me mee…'
Van der Lubbe: Ik zat toen niet zo best in mijn vel. Ik had zo het gevoel dat ik een beetje klaar was met het schrijven van liedjes voor de band. Langzaam werd het een instituutje. Alles lag vast, was routine geworden: Antonie produceert de platen, Pim, Hans en Nico schrijven de melodieën, ik de teksten. Er gaan tien liedjes op een cd. Ik had er geen zin meer in om teksten op bestelling te leveren. Ik wilde iets voor mezelf schrijven. En dat werd Niemand in de Stad. Niemand wist ervan. Totdat ik het niet kon nalaten om het op een avond aan de jongens voor te lezen. Waarbij ik wel zei; 'Maar dit is geen liedje.' Nico wilde toch een kopie. Hij zette Niemand in de Stad op muziek en deed dat dan toch weer zo geweldig, dat ik het niet meer kon tegenhouden.
Penthouse: Wie was Paultje Overdose?
Van der Lubbe: Piet, uit Pete's Song. In Niemand in de Stad noem ik hem Paul, omdat ik het toen niet zo op de man wilde spelen. Hij was een neef van Dirk en Bert Stelder, zo'n beetje de eerste in onze kennissenkring die met drugs experimenteerde en die er aan onderdoor ging.
Penthouse: Ik zie jou nooit in de roddelpers of in tv-spelletjes.
Van der Lubbe: Nee. De roddelpers laat mij met rust, ze weten dat ik hen geen interviews geef. En schrijven ze een keer wat, dan maak ik het hen niet lastig. Hoe minder interactie, hoe beter.
Penthouse: En jouw hoofd achter zo'n aapje in Waku Waku vind je ook niks?
Van der Lubbe: Hoe kan ik in godsnaam aan zoiets meedoen, als ik het zelf geen twee seconden volhoud ernaar te kijken?
Penthouse: Ik dacht eigenlijk dat je met de tekst van Ze Zeggen van de cd Zeven Levens uit '92 inging op de roddelbladen: Ze zeggen ze zeggen / de mensen zeggen zoveel / ze laten met hun praten / geen spaander van je heel / (…) / laat de mensen lullen / want lullen doe ze toch
Van der Lubbe: Ik ga niet alleen in op wat er in roddelbladen wordt beweerd. Het is breder. Je moet het jezelf nooit gemakkelijk maken door met anderen mee te lullen. Zoek zelf naar de waarheid en vorm dan je mening. Het is eigenlijk meer een instructie voor mijn dochter.
Penthouse: In '97 maakten jullie 't album De Stand van de Maan. Hierop klinkt de muziek bombastisch en de teksten zijn afstandelijk. Moest er snel een album in elkaar gezet worden?
Van der Lubbe: Ik herinner me dat we niet in goeie doen waren, dus wat je zegt kan kloppen. Dat mijn teksten minder waren, had wellicht met te maken met mijn pogingen van het roken af te komen. Als je je leven lang schrijft met een pen in de ene en een sigaret in de andere hand, is het echt even doordouwenals je het opeens zonder dat sjaffie moet doen.
Penthouse: In een van je liedjes zeg je zoiets als: 'Je bent een lul, dat zal altijd zo blijven, dat is de prijs van al je gekloot.' Is dat Huub van der Lubbe in een notendop?
Van der Lubbe: Ja, maar ik zing het op de bühne altijd naar Rollie, onze saxofonist. Die reageert er zo prachtig op, gaat er dan als een lul bijstaan, ha ha ha.
Penthouse: De Dijk trad ook op tijdens het begrafenisfeest van 'Mister Veronica", Alfred Lagarde. Na de ter aarde bestelling van deze grote man - letterlijk en figuurlijk - vond er een spetterend rock 'n' roll-feest plaats. Zou jij ook op zo'n manier afscheid willen nemen?
Van der Lubbe: Houd me ten goede, maar Jezus, ik heb vreselijk gelachen op zijn begrafenis. Ik mag dat rustig zeggen, want het was geheel in zijn stijl. Alfred was een geweldige vent. Niet alleen het boegbeeld van Veronica, maar het knuffelbeest van heel rockend Nederland. Ik herinner me nog dat we ergens in een studio kwamen en dan lag daar iets op de bank te snurken. Wat is dat nou? 'Lamaar liggen, da's Alfred, slaapt z'n roes uit.' Een icoon uit het tijdperk van de rock 'n' roll. Maar mijn afscheid van de wereld. Nee, ik ben anders. Op mijn begrafenis zou ik afscheid willen nemen met de song Voor een dag van morgen, een gedicht van Hans Andreus, waar wij de muziek voor hebben gemaakt.
Penthouse: Hoe gaat dat?
Van der Lubbe: Wanneer ik morgen doodga / vertel dan aan de bomen / hoeveel ik van je hield / vertel 't aan een kind / dat jong genoeg is om 't te begrijpen / vertel 't aan een dier / misschien alleen door 't aan te kijken / vertel het aan de huizen van steen / vertel het aan de stad / hoe lief ik je had / maar… zeg het aan geen mens / ze zouden je niet geloven / ze zouden niet willen geloven / dat alleen maar een man, alleen maar een vrouw / dat een mens een mens zo liefhad / als ik jou
Nou, beter zou ik het niet kunnen zeggen. En dat is, hoewel de dood de aanleiding is, een homage aan het leven. En daar houd ik me eigenlijk meer mee bezig, dan hoe het is als ik er niet meer ben…

Geschreven door: Gideon van Aartsen


















www.rtl.nl
Carice van Houten verrast De Dijk met Gouden Award



















   2020
   2019
   2018
   2017
   2014
   2013
   2012
   2011
   2010
   2009
   2008
   2007
   2006
   2005
   2004
   2003
   2002
   2001
   2000
   1999
   1998
   1997
   1996
   1995
   1994
   1993
   1992
   1991
   1989
   1986
   1984
   1982