homehomehomehomehomefotosteksten en akkoordenhomelinkscontact
  

Als jij het niet meer weet
in het donker van je hoofd
ze laten weinig heel
van waar je in gelooft
hoe de tijd ook raast
we moeten erdoorheen
als jij het niet meer weet
je bent niet alleen


Hou me vast



Altijd hetzelfde, altijd nieuw
06 juni 2002 - Volkskrant

Arm Ahoy. De fundamenten zullen beven, zaterdag, als het koper schettert en de genadeloze klappen van de drummer zeggen dat de tijd gekomen is om te gaan dansen op de vulkaan. Vijf minuten van uitbundige zwartgalligheid. Achtduizend mensen die niet stoppen met springen totdat Huub van der Lubbe zijn hele onheilsprofetie heeft afgedraaid. 'Bommen voor de vrede,' sneert hij, 'leugens om het geld.' Vijftien jaar geleden geschreven, het zou vandaag kunnen zijn. 'Lief trek iets moois aan, want we gaan dansen dansen dansen, dansen op de vulkaan.'

Ik hoor bij de honderdduizenden Nederlanders die daar al zo ongeveer hun hele volwassen leven kippenvel van krijgen. De Dijk bestaat nu dik twintig jaar en viert dat met drie grote optredens. De afgelopen tijd ben ik vast een paar keer gaan kijken. Niet alleen voor het kippenvel, maar ook voor die honderdduizenden. In de broeierige maanden sinds 11 september hebben ze niet alleen maar staan dansen. Ze zijn bang geworden of boos, ze hebben gekankerd, hun ongenoegen is aan de oppervlakte gekomen. Van der Lubbe zag het in 'Melkboer met de blues' tien jaar geleden al aankomen: 'We hebben hier alles wat we willen en toch is niemand blij. Het rommelt in de verte en het komt alsmaar dichterbij.'

De Dijk speelt voor een publiek van doodnormale mensen. De jongens die moeten kiezen tussen bier drinken op zaterdagavond of helder blijven voor hun debuut in het eerste morgenmiddag. De jonge moeders die nog eens komen meezingen met de liedjes waarop hun kinderen zijn verwekt. De mannen die zich staan af te vragen waarom Huub nog altijd geen buikje heeft en zij wel. Als je wil weten waar het hart van Nederland zit, het centrum van deze samenleving, dan moet je zaterdag naar Ahoy. Midden in die massa staan ook de kankeraars. De mensen die alles hebben wat ze willen en toch nog niet tevreden zijn. De Dijk ontwapent ze, en dat is geweldig om mee te maken, met een mix van vakmanschap, gedeelde melancholie en een koppige vorm van mensenliefde die vage maar onmiskenbare sporen vertoont van iets wat je vroeger nog marxisme noemde.

Ik loop elke week met De Dijk op mijn borst. Ze sponsoren mijn voetbalelftal. En dus reden we op een natte zaterdagavond in november met het hele team plus spelersvrouwen in een mooie bus naar Hoogwoud, NH, want bij ons is alles omgekeerd: wij krijgen de vip-behandeling en de sponsors treden voor ons op. De enorme sporthal was afgeladen. Het was een onrustige tijd in de wereld. Amerikaanse precisiebombardementen veegden hele Afghaanse dorpen van de kaart. Van der Lubbe gromde er iets over in de microfoon, toen het tijd was voor 'Dansen', terwijl onder zijn ogen de Noord-Hollanders al stonden te hossen. Na afloop in de kantine kreeg ik een fascinerend college van hem. De aanslagen van 11 september waren niet iedereen in Amerika slecht uitgekomen, zoveel was nu wel duidelijk. Met de oorlog tegen het terrorisme en de as van het kwaad lag de weg vrij naar de olie van de Kaspische zee, en daar hadden zekere machten alle baat bij, machten hoger nog en minder zichtbaar dan de president die op de televisie zijn landgenoten ferm maar geruststellend toesprak. Van der Lubbe is opgegroeid in de krakersjaren, zijn schoonvader was communist en die manier van denken zit diep in hem verankerd. 'Wij mensen maken de vrede allang niet meer uit,' zei hij in een interview. 'Dat doet het grootkapitaal.' Hij wantrouwt hoge heren en begrijpt dat er achter de schermen altijd grotere belangen meespelen dan wij te zien krijgen. Zijn sympathie ligt onvoorwaardelijk bij 'de gewone eenvoudige goede mensen.' Misschien zou hij ze het liefst avond aan avond uitleggen hoe het zaakje in elkaar steekt, maar analyses kan je nu eenmaal niet zingen, zegt hij, en dus kiest hij voor de sentimenten die je wél kan delen. Die avond in Hoogwoud liep onze rechtsback bezweet de kantine in en onderbrak het college omdat hij ons buiten nodig had. Even later stond de zanger van De Dijk in de modder, temidden van de dronken jongens die net hadden staan dansen en nu stoer en opgewonden met hem meeduwden, net zolang tot onze bus onder luid gejuich vanuit de drassige berm weer op de rijweg was terechtgekomen.

Zijn teksten gaan over de liefde, de stad, de vrouw, het ouder worden van een man die nog half een jongen is, de euforie op die zeldzame momenten dat alles klopt, de twijfels op alle andere, weer over de liefde, nog eens over de liefde, en maar zelden letterlijk over politiek. Toch zit er een ideologie achter, de ideologie van het delen, en die zit achter alles wat De Dijk doet. Geen band die je zo het gevoel geeft dat je erbij hoort, dat ze jou nodig hebben om die muziek op te tillen, de roezige, dampende zaal in. Het is de artistieke variant op de politieke mentaliteit waar ze uit voortkomen. Als je dan niet de hele tijd de hele wereld kan veranderen, dan toch in elk geval vanavond deze zaal. En dat lukt alleen als iedereen meedoet.

Niet dat ze het makkelijker maken dan het is. Kunst is nooit makkelijk. Ook hun eigen nummers, zo eenvoudig als ze soms klinken, hebben een niet te ontcijferen geheim: waarom gaan ze anders nooit meer weg, als je ze eenmaal hebt binnengelaten? Maar de basis is pure democratie. Iedereen kan het. Ook de ingewikkeldste muziek begint met concentratie en eerlijkheid, twee eigenschappen die we als het goed is allemaal in huis hebben.

Het afgelopen seizoen trad Huub van der Lubbe ook op met Concordia, twee vrienden van hem met wie hij elke dinsdagavond gedichten schrijft en voorleest. Ik zag ze in een kleine zaal in Deventer, voor een publiekje van gegoede burgers met vast nog ergens een romantische herinnering aan 'Onderuit' of 'Wat een vrouw (niet kan doen)'. Hij stond er rechtop, in een deftig pak, niet verlegen, eerder trots, maar ook met een lichte ironie over zijn eigen vondsten. In dat rondborstige, maar uitdrukkelijk correcte Nederlands van hem zong hij de teksten die hij niet voor De Dijk reserveert, begeleid door zijn vrienden op staande bas en vleugel. Hij zei eigenlijk precies hetzelfde als in die dampende zalen: ik doe dit graag, probeer het ook eens! Het schrijven van poëzie werd niet gewichtig, maar wel belangrijk. In voetbaltermen heeft Van der Lubbe een functionele techniek. Veron heeft hem, Shinji Ono ook. Elke stap is logisch en helder, het resultaat had niemand voorzien. Hij klapt de uitdrukkingen open die je elke dag gebruikt, zodat je verrast raakt over de mogelijkheden ervan. Je beseft ineens dat je meer zou kunnen zeggen, nauwkeuriger en dubbelzinniger dan je gewend bent, met precies dezelfde woorden. Zijn specialiteit: de metafoor die zowel letterlijk als figuurlijk klopt. In een gedicht over de strandscènes uit zijn jeugd wordt zeilen een levensles: 'hoe dwars je moet gaan liggen om recht door zee te gaan'.

Maar de ideologie van het delen kan ook verkeerd uitpakken. Met elke verjaardag van De Dijk groeit het gevaar dat hun muziek stolt. Dat het repertoire een museum wordt, waar mensen hun mooiste herinneringen bij elk bezoek opnieuw intact en onaangeraakt terug willen vinden. Het zou de overwinning betekenen van de kankeraars, die het liefst hebben dat er in het hart van Nederland nooit iets verandert.

Dat is het dilemma waar de band in Ahoy voor staat. Natuurlijk wil iedereen op een verjaardagsfeestje zijn lievelingsnummers horen. Maar de toekomst is nog niet voorbij, zelfs als je definitief meerderjarig bent niet. Afgelopen weekend probeerde De Dijk op twee kleine optredens zijn setlist vast uit. Ik zag ze in Zoetermeer, en alles was meteen duidelijk. De band zette zelfverzekerd in, de blazers trokken hun ontroerende lijnen, Huub van der Lubbe wandelde het podium op, zong over de vrijheid van zo'n dag dat je met je hoofd in de zon over straat loopt en toen kwam de slagzin die het dilemma meteen van tafel veegde: 'We beginnen pas. We beginnen nu pas echt.'

Het is die onwaarschijnlijke gulzigheid, het nooit genoeg en altijd meer, de gulzigheid niet naar spullen maar naar gevoel, waar hun muziek van uit elkaar barst. Maar dat is nog niet alles. Het is ook precies de tegenpool daarvan. Het werk van De Dijk stolt niet omdat er een melancholie doorheen sluipt die zich niet laat vastleggen, de grotestadseenzaamheid van iemand die temidden van de mensen zijn weg zoekt, nergens zeker van de volgende stap, tastend in het donker, op zoek naar de schoonheid die niet in de drank of de liefde vergeven wordt, maar alleen in de muziek, waar ze alweer verwaait nog voor ze goed en wel geklonken heeft. Die melancholie klinkt door in bijna elke toets die Pim Kops aanslaat. Huub van der Lubbe zei eens dat hij schrijft alsof hij er net, en nog net op tijd, achter is. Voor Kops is het precies andersom. Hij was er al achter maar is het kwijtgeraakt. Er is een moment geweest dat alles op zijn plaats viel, een kort moment van bijna gekmakende harmonie, en alles wat hij nu kan doen is proberen dat moment opnieuw te vinden. Avond aan avond houden die twee, de euforie van het vinden en de eenzaamheid van het zoeken, elkaar precies in evenwicht. In de Boerderij te Zoetermeer was het niet anders. 'Dood in haar armen,' huilden de mensen om me heen, 'doodgaan en opstaan, in een t-shirt van haar.' Zelfs de barkeepers zongen het mee, terwijl op zijn piano Kops de boerderij tot een balzaal toverde. De kandelaars tinkelden in de hoogte. Het feest was bijna over. Door de ramen kleurde het al rood, toen op saxofoon Roland Brunt binnen kwam zeilen als een tipsy heer in smoking, strikje los, een glas whiskey los in de hand, gedistingeerd maar op gladde zolen. Vlak voor me verloren twee volwassen mannen hun hoofd. Ze sloegen ermee van links naar rechts, bijna wanhopig, alsof dat ding op hun schouders eindelijk omhoog moest, de kandelaars tegemoet. Nu zwalkte ook de gitarist binnen, JB Meyers, een zeeman op drift in de lage registers. De rook steeg op, de vlammen laaiden van binnen en de hele balzaal stond in brand. Ik keek naar het lange gezicht van Antonie Broek achter de drums. Het stond een beetje schuin. Dwars door zijn eigen klappen heen luisterde hij naar elk geluid dat zijn kameraden maakten. Hij is de man van de fabelachtige arrangementen. Samen met gitarist Nico Arzbach, bassist Hans van der Lubbe en trompettist Mike Booth bewaakt hij het geheim. Tussen wie je bent en wat je maakt, zegt hij, moet niks zitten. Anders is het niet echt. En echt moet het zijn. Dit zijn de mannen van het ambacht. Voor de melancholie en de mensenliefde maken zij de ruimte vrij. Waarom? Omdat ze ook zo ontroerd kunnen raken van het lopen over straat met je hoofd in de zon, omdat ze ook op zoek zijn naar de harmonie die is kwijtgeraakt, omdat ze samen lange gesprekken voeren over de ideologie van het delen? Misschien wel. Maar toch vooral uit ontzag voor de muziek. Het is verbazend om te zien. Op het podium staat een band die het even goed kan als The Meters, even goed als Booker T. and the MG's. En toch spelen ze alsof ze nu pas echt beginnen. Altijd hetzelfde en altijd weer nieuw. Na twintig jaar koesteren ze nog steeds een jongensachtig ontzag voor de muziek die hun leven is geworden. Dat is ontwapenend. Tegenover de stampende, onweerstaanbare magie van al die hooks en riffs die jou laag na laag afbreken houdt geen enkel ongenoegen stand. Je wordt er aardig van. Het geeft je een kwetsbaarheid, omdat je dromen en verlangens zomaar zijn blootgelegd, maar van het draagbare soort. Luisterend naar De Dijk hoef je je geen houding meer te geven en toch blijf je overeind, recht overeind.

De Dijk speelt op 8 juni in Ahoy, en op 14 en 15 juni in de Heineken Music Hall.

Geschreven door: Chris Keulemans


















nrc
Huub van der Lubbe (De Dijk): ‘Ouwehoeren ging me beter af dan zingen’



















   2020
   2019
   2018
   2017
   2014
   2013
   2012
   2011
   2010
   2009
   2008
   2007
   2006
   2005
   2004
   2003
   2002
   2001
   2000
   1999
   1998
   1997
   1996
   1995
   1994
   1993
   1992
   1991
   1989
   1986
   1984
   1982