|
Wij Alexander
Huub speelt in deze KRO dramaserie de anarchist Ferdinand. Naast deze rol heeft Huub ook de aftitelsong geschreven en gezongen.
Het verhaal
Het verhaal speelt in 1909 en begint op de geboortedag van Juliana. Psychiater Jan Giltay (Hugo Haenen) komt terug uit Wenen, waar hij met de ideeën van Freud heeft kennis gemaakt. Hij gaat in een kliniek werken, waar hij geïntrigeerd raakt door een 'Patiënt no.4' (Jacques Commandeur). Deze beweert Alexander te zijn, de 'verdonkeremaande' kroonprins, de derde zoon van koningin Sophie en koning Willem III. Patiënt no. 4 weet ongelooflijk veel over het leven aan het koninklijk hof.
Deze scènes, in flash backs vormgegeven en gebaseerd op feiten, zijn een essentieel deel van het drama en vormen een tweede verhaallijn. We zien koningin Sophie met haar echtgenoot Willem III, en zijn getuige van het slechte huwelijk en de strijd om de kinderen. Maar ook de paleizen en de feesten zijn te zien in een aantal grote massascènes. Door het verhaal van 'Patiënt no. 4', die zich dus prins Alexander waant, begint Jan Giltay te twijfelen aan diens identiteit. Zou hij misschien wèrkelijk Alexander zijn? Er ontspint zich een thriller-achtige intrige, waarin chantage en moord leiden tot een vlucht van de psychiater en zijn patiënt naar Parijs. Daar komt Jan Giltay achter de waarheid van 'Alexander'.
Citaat uit de TV&radio Studio van de KRO
....Iedere aflevering van de dramaserie wordt afgesloten met het lied tegen de tijd, gezongen door Huub van der Lubbe. Het mysterie van Wij Alexander is er prachtig in verwoord. Het eerste couplet luidt:Tegen de tijd - blijkt dan misschien - wat van dichtbij niet is te zien - wat in het duister huist van voordien - komt aan het licht misschien - tegen de tijd.
"Tegen de tijd", Aftitelsong
Tegen de tijd dan blijkt misschien
Wat van nabij niet was te zien
Wat in het duister huist van voordien
Komt aan het licht misschien tegen de tijd
Tegen de tijd als tijd verstrijkt,
en de schaduw van 't verleden wijkt
Als de onderste steen niet de onderste blijkt,
misschien dat tegen die tijd
Wie weet dat dan uitkomt,
dat dingen nooit gaan,
als ooit werd gezegd dat ze gingen
Dat het zwijgen dicht bij de leugen ligt,
en de waarheid niet ver van de waan
Tegen de tijd als tijd het leert,
dat geen macht of kracht de waarheid weert,
en geen boom is zo oud dat geen tak een keer splijt,
zal blijken
tegen de tijd
| |
| |